Interview met Verrekijker Binu Singh

FAAR opent het festival op 10 maart 2023 met drie denkers, die zich een weekend lang ‘Verrekijker’ mogen noemen: Binu Singh, Elisabeth Lucie Baeten en Arnon Grunberg stellen hun blik scherp op de maatschappelijke horizon en brengen voor het voetlicht wat ze zien.

In aanloop naar het festival sprak curator Lies Poignie alvast met Binu Singh over waar zij van wakker ligt als ze nadenkt over morgen.

Ik denk dat we er hard aan toe zijn om wat meer mildheid en verbinding toe te laten.

Binu Singh

Kinderpsychiater Binu Singh bezit een haast bovenmenselijke gave om de stem van onze allerjongsten te vertolken. In Kleine K, het dagcentrum dat ze in 2016 oprichtte, krijgen baby’s en peuters met een kwetsbare ontwikkeling, extra kansen. Binu leidt er een multidisciplinair team en gaat ook zelf dagelijks in interactie met ouders en kinderen tussen wie de onderlinge afstemming zoek is geraakt. Telkens ze haar zachte maar stellige stem in de media laat weerklinken, volgt een golf van opluchting en herkenning. “Ik merk dat mijn boodschap vandaag mag binnenkomen bij mensen. Als we dicht bij ons hart blijven, bij onze essentie, komt het goed.”

Je toont je in je recente boek Van Hart tot Hart als een bijzonder fijngevoelig auteur. In hoeverre is het geschreven woord voor jou een belangrijk medium?

Lang heb ik een hoge drempel gevoeld om te gaan schrijven. Ik vind mezelf eerder een spreker dan een schrijver, omdat ik graag in verbinding ga met mijn gesprekspartner of publiek. Vanuit die afstemming geef ik mijn verhaal vorm en kies ik de precieze woorden. In een gesprek krijg je meteen feedback, en dat mis ik bij het schrijven. Een tekst bepaalt heel snel één concrete richting voor de lezer. Elk woord staat zwart op wit. Als auteur heb je geen idee van hoe de ander je zinnen zal lezen. Alle non-verbale communicatie valt weg. Dankzij enkele interviews, waarbij journalisten mijn woorden raak wisten te hertalen op papier, en mijn posts op sociale media waarop ik vele warme reacties mocht ontvangen, heb ik er vertrouwen in gekregen dat mijn boodschap ook in geschreven vorm kan resoneren.

In Van Hart tot Hart heb ik gezocht naar een manier van schrijven die bij me past. Een taal die leest zoals ik spreek. Verbindend, mild, maar ook to the point. Het is een uitnodiging aan de lezer om te voelen en te reflecteren.

Wat voor lezer ben jij zelf? Welke boeken slingeren rond in je huis?

Als kind al, vond ik het zo spijtig dat ik maar vijf boeken per week kon ontlenen in de bib (lacht). Als wetenschapper heb ik later stapels vakliteratuur doorgenomen, uiteraard nuttig, maar ik hou meer van het ontspannende lezen. Geef mij maar een boek in plaats van een film: ik houd ervan om mijn eigen fantasie de vrije loop te laten en helemaal te verdwijnen in het verhaal. Ook boeken als De jongen, de mol, de vos en het paard laat ik bewust rond mijn boekenkast slingeren, om er af en toe gewoon even een gedachte uit op te pikken.

Je geeft in je boek onze jongste kinderen letterlijk een stem. Hoe doe je dat, je zo sterk inleven? Hoort dat bij de professionele kijk van de psychiater, of horen we hier de mens Binu aan het werk?

Het is een combinatie van de twee. Vanuit mijn vakkennis heb ik me erop toegelegd om jonge kinderen zo goed mogelijk te proberen begrijpen, maar natuurlijk ben ik dat vakgebied ingegaan omwille van mijn persoonlijke interesses. Ik heb zelf diep gegraven en goed geluisterd naar het kind in mij, om van daaruit een betere relatie met mijn eigen innerlijke kind te ontwikkelen. Mijn ervaring als mama speelt zeker een rol. Maar mijn krachtigste gids zijn toch de baby’s zelf. Dagelijks krijg ik heel eerlijke feedback van hen: zit ik ernaast? Dan zal ik dat heel snel en duidelijk merken. Jonge kinderen staan nog zo dicht bij zichzelf, er is nog geen denken dat hun voelen vertroebelt. Ze voelen feilloos aan wie jij bent, waar je staat. Ze doorprikken elk masker, het zijn meesterlijke trainers.

Ik durf, na al die jaren ervaring, heel nederig en bescheiden te zeggen: waar ik heel zeker van ben, dat geef ik door. Als je eenmaal die taal van jonge kinderen begint te zien, kun je ze niet meer niet zien. In mijn werk met ouders, geef ik woorden aan wat ik het kindje hoor vertellen. ‘Het lijkt alsof, wat mama zegt, dit met je doet…’ Of ik juist of fout zit, blijkt heel snel uit de non-verbale communicatie van de baby. Als we die jongsten maar serieus nemen, als we zelf de tijd nemen om gericht te kijken en ons op hen af te stemmen, kunnen mooie dingen gebeuren.

Je houdt een vurig pleidooi voor mildheid, en geeft aan dat Mahatma Gandhi daarin een sterke inspiratie is: ‘In a gentle way you can shake the world.' Waar en hoe zijn we die mildheid kwijtgespeeld?

Ik roep graag op tot mildheid, want de lat ligt vandaag zo hoog. We willen àlles doen, alles goed doen en dat ook nog eens zélf doen. We zijn het hoofd boven het hart gaan zetten, en daardoor alle voeling met onszelf kwijt geraakt. Hoe mooi zou het zijn als we terug vanuit het hart zouden durven leven? Als we weer vanuit onze nieuwsgierigheid naar de ander in dialoog zouden kunnen gaan met elkaar en met onszelf. En daarin de perfecte imperfectie konden omarmen. ‘Het hoofd buigt voor het hart’, weet je.

Jonge kinderen staan nog zo dicht bij zichzelf, er is nog geen denken dat hun gevoel vertroebelt. Ze voelen feilloos aan wie jij bent, waar je staat. Ze doorprikken elk masker, het zijn meesterlijke trainers.

Hoe behoud jij je eigen mildheid en kalmte?

Walk the way you talk. Ik behoud dat door de kracht van verbinding met mezelf, met de ander en met mijn omgeving. Die verbondenheid haalt de scherpe kantjes van het leven eraf. Ik kan dan dicht bij mezelf blijven... Wat er ook aan het gebeuren is. Alles wat ik in mijn boek aan kennis heb gedeeld, staat daar gedragen door mijn eigen ont-wikkeling als mens: ik spreek dan over de kracht van de geheelde heler. Wat ik zeg en doe, komt authentiek vanuit wie ik ben. Als ik met ouders in gesprek ga over de grote kracht die schuilgaat achter kwetsbaarheid, of als ik zeg dat ik hen gun dat het beter mag gaan, dan is dat echt. Als ik luister, luister ik écht. Die echtheid, in combinatie met mijn eigen innerlijke werk en vergaarde inzichten, maakt dat ik doe wat ik doe.

Ook in mijn eigen leven, met mijn kinderen, mijn vrienden, met mezelf, liggen die echtheid, verbinding en mildheid aan de basis van alles. Ook ik heb moeten leren om mijn eigen imperfecties te omarmen, om hulp te vragen, om om te gaan met de obstakels die me daarbij in de weg zaten. Hoofd, hart en buik moeten op één lijn staan. Als dat zo is, dan handel je daarnaar, dan werkt het. Als de wijsheid en kennis vanuit mezelf, vanuit de wetenschap én vanuit mijn klinische ervaring samenvallen, dan klopt het.

Op welke manier kunnen we die mildheid terugvinden? Is dat überhaupt mogelijk?

Ik geloof sterk in de rijkdom van vele kleuren, vele perspectieven. En ook in de nederigheid van weten wat je niet meer weet en niet meer kan. Van jongs af aan werd ik uitgedaagd om polariteiten te verenigen, zoals de Westerse en de Oosterse cultuur, wijsheid en wetenschap. Er schuilt een enorme kracht in de alchemie van het verbinden van die polen. Als we met nieuwsgierigheid en openheid in dialoog kunnen gaan, kunnen we ontdekken hoe complementair ze zijn. Dan kom je op een pad voorbij goed en fout, meningen en oordelen, een pad dat leidt naar een open plek om jezelf en elkaar te ontmoeten.

In je boek schrijf je: ‘De zwangere draag je op je wimpers, zeggen ze in India, want ze is leven aan het scheppen. En hier zeggen we: je bent zwanger, niet ziek.’ Op welke manier speelt uw Indiase achtergrond een rol in uw leven, uw werk en uw ideeën?

Een heel belangrijke rol: het is wie ik ben. Ik ben in beide culturen niet volledig thuis. In India niet, daar ben ik de Westerse, en hier zal ik altijd, alleen al door mijn uiterlijk, een buitenlandse blijven… Maar die twee samen maken mijn leven heel rijk. Hoe ouder ik word, hoe beter ik erin slaag om die twee invloeden te verbinden. Ze hebben me geholpen als jonge mama, als mens en als professional. Als je het beste van de twee kunt combineren, ontstaat een gouden mix. De accenten vanuit Oosterse wijsheden en spiritualiteit die ik met me meedraag, verrijken mijn blik op de individuele vrijheden en de cognitieve wetenschap die we meer met Westerse invloeden associëren.

Je hebt het inderdaad ook over ons doorgeslagen individualisme. In hoeverre zijn we vandaag collectieve wezens of individuele wezens? Hoe zou het anders kunnen?

In Oosterse culturen heerst er een heel sterk wij-gevoel, waarin iedereen een heel precies plekje krijgt. Zelfs in taal uit zich dat: in het Hindi geeft men bijvoorbeeld elke relatie een ander woord. Als ik in het Nederlands ‘oma’ zeg, of ‘neef’, bedoel ik dan de oma of neef langs moeders- of vaderskant? In het Hindi uit men, door elk van die relaties een exacte naam te geven, precies waar ieders plekje in het groter geheel is. Jongeren spreken ouderen ook aan bij de relatienaam, niet bij de voornaam.

We zijn het hoofd boven het hart gaan zetten, en daardoor alle voeling met onszelf kwijt geraakt. Hoe mooi zou het zijn als we terug vanuit het hart zouden durven leven.

Wat gaat er schuil achter onze Westerse hang naar individualiteit? Waarom zijn we zo bang om die kwijt te raken?

Ik hoop en geloof dat er een slingerbeweging aan de gang is. Ook hier komen we, nog maar enkele generaties geleden, vanuit een veel sterkere groepscultuur. Industrialisering en economische welvaart hebben daar een eind aan gemaakt, maar hebben tegelijkertijd ook ruimte gecreëerd voor belangrijke zaken als vrouwenrechten, kinderrechten… De slinger is een beetje doorgeslagen, intussen. We leven in een tijdsgeest waarin we inzien dat oneindige groei niet meer haalbaar is. Stemmen als Dirk De Wachter of Paul Verhaeghe luiden de alarmbel en benoemen dat we aan het doorschieten zijn.

Die balans terugvinden: dat kàn! Ik voel het zo sterk: crisissen als de pandemie, de oorlog en de financiële crisis, brengen ons vanzelf terug naar onze essentie. We zijn sociale wezens: alleen halen we het niet. Volgens mij komt mijn boodschap vandaag zo sterk binnen bij mensen, omdat we er echt klaar voor zijn. Ik heb die balans al zo hard moeten zoeken voor mezelf. Misschien kan ik zelf laten zien hoe het eruit kan zien als we het anders willen doen.

Je belichaamt een enorme mildheid. Word jij zelf ooit kwaad?

Oh, jazeker! Boosheid benoem ik voor mezelf als een gevoel, niet als een emotie. Een gevoel komt op, vertelt me iets, en gaat weer voorbij. Een emotie blijft veel langer hangen.

Natuurlijk word ik kwaad. Mijn boosheid maakt me erop alert dat er een grens wordt overschreden. Ik ben zelfs al publiekelijk boos geworden: op Wouter Beke, in De Afspraak. ‘Er is hier wel een kind gestorven, kunnen we alsjeblieft stoppen met in grote bochten rond dat probleem te stappen?’ En zoals elke moeder, kan ik ook thuis wel eens boos worden, soms voor banale dingen. Zo had mijn zoontje van vier onlangs een flesje massageolie uitgegoten en overal uitgesmeerd… Hij is op ontdekking en ik zie extra kuiswerk, terwijl ik moe ben. Ik benoem dit verschil en geef mijn grens aan, maar stel ook gerust: ‘Nu ben ik boos, maar dat zal straks wel voorbijgaan.’ Niet lang daarna kwam hij vragen of we weer samen konden spelen. Ik ga na zo’n situatie bewust woorden geven aan wat gebeurde. In verbinding blijven in zo’n situatie is cruciaal.

Aan drie kritische, geëngageerde ‘Verrekijkers’, Elisabeth Lucie Baeten, Arnon Grunberg en jou, vraagt FAAR om hun blik scherp te stellen op een deeltje van de maatschappelijke horizon. Waarover wil je het hebben op FAAR?

Over wat ik het allerbelangrijkste vind. Over kinderen een kansrijke start geven en leven vanuit verbinding. Daarin schuilt voor mij een grote oplossing voor onze hele samenleving. Dat is de kern van wat ik doe: vanuit mijn vakgebied iets bijdragen aan de samenleving.

Waaruit haal jij vandaag hoop?

Uit de harten van de mensen. Omdat ik heel sterk geloof in de goedheid van de mens. Als je bij jezelf komt, bij je eigen essentie, voel je heel sterk: we willen het goede doen. Mijn innerlijk kompas en alle reacties die ik krijg op wat ik doe, sterken me in die hoop. Als we bij ons hart komen, bij onze essentie, komt het goed. Ik ben geen optimist, ik ben een realist. Als we onszelf tegemoet komen in wat we nodig hebben, is dat een bijzonder goede plek om vanuit te bewegen in het leven. Ik heb een sterk vertrouwen dat vanzelf het juiste gaat gebeuren. In die zin gaat wat ik voel zelfs verder dan hoop.

Welk non-fictie boek was voor jou de grootste eyeopener?

Het boek Birth without violence van gynaecoloog Frédérick Leboyer kwam op mijn pad als adolescent en heeft letterlijk mijn leven veranderd. Het bestaat uit foto’s en korte teksten, verwoord vanuit het perspectief van het pasgeboren kind. Dat werk heeft me heel diep geraakt. Voor mij is alles van daaruit begonnen.

Ontmoet de Verrekijkers van FAAR

Kom naar de openingsavond op 10 maart 2023 en ontmoet de Verrekijkers van FAAR: Binu Singh, Elisabeth Lucie Baeten en Arnon Grunberg.